The Little Girl Found


The Little Girl Found: ENGELS-NEDERLANDS

Songs of Innocence and of Experience: Songs of Experience: The ...
          • All the night in woe,
            Lyca’s parents go:
            Over vallies deep.
            While the desarts weep.
          • Tired and woe-begone.
            Hoarse with making moan:
            Arm in arm seven days.
            They trac’d the desert ways.
          • Seven nights they sleep.
            Among shadows deep:
            And dream they see their child
            Starvdd in desart wild.
          • Pale thro’ pathless ways
            The fancied image strays.
            Famish’d, weeping, weak
            With hollow piteous shriek
          • Rising from unrest,
            The trembling woman prest,
            With feet of weary woe;
            She could no further go.
          • In his arms he bore.
            Her arm’d with sorrow sore:
            Till before their way
            A couching lion lay.
          • Turning back was vain,
            Soon his heavy mane.
            Bore them to the ground;
            Then he stalk’d around.
          • Smelling to his prey,
            But their fears allay,
            When he licks their hands:
            And silent by them stands.
          • They look upon his eyes
            Fill’d with deep surprise:
            And wondering behold.
            A spirit arm’d in gold.
          • On his head a crown
            On his shoulders down,
            Flow’d his golden hair.
            Gone was all their care.
          • Follow me he said,
            Weep not for the maid;
            In my palace deep.
            Lyca lies asleep.
          • Then they followed,
            Where the vision led;
            And saw their sleeping child,
            Among tygers wild.
          • To this day they dwell
            In a lonely dell
            Nor fear the wolvish howl,
            Nor the lion’s growl.

 

          • HET KLEINE MEISJE GEVONDEN
          • Gans de nacht bedroefd
          • stappen Lyca’s ouders
          • Door diepe valleien,
          • Wijl de woestijnen wenen.
          • Moe en gebroken van smart,
          • Hees van het gejammer :
          • Arm in arm, zeven dagen lang,
          • Zochten ze langs de woestijnwegen .
          • Ze slapen zeven nachten
          • Tussen diepe schaduwen;
          • En dromen dat ze hun kind zien,
          • Verkommerd in de wilde woestijn.
          • Het geliefde beeld dwaalt
          • Langs ongebaande wegen,
          • Uitgehongerd, wenend, verzwakt,
          • Meelijwekkend  hol om hulp schreeuwend.
          • Ontwakend uit haar slaap,
          • Veert de bevende vrouw recht,
          • Maar door pijnlijke zware voeten ;
          • Kon ze niet verdergaan.
          • In zijn armen droeg hij haar,
          • Gehuld in rauwe droefheid;
          • Tot er een leeuw voor hen
          • Uitgestrekt lag op de weg.
          • Terugkeren was onmogelijk;
          • Met zijn zware manen
          • duwde hij hen vlug op de grond;
          • Dan paradeerde hij errond
          • Ruikend aan zijn prooi.
          • Maar hun angsten ebden weg
          • Wanneer hij hun handen likte
          • En stil bij hen bleef staan.
          • Vervuld van diepe verbazing
          • Kijken ze op in zijn ogen,
          • En aanschouwen in verwondering
          • Een geest gehuld in goud:
          • Een kroon op zijn hoofd,
          • Langs zijn schouders golfde
          • Zijn gouden haar omlaag:
          • Weg was al hun zorg.
          • ‘Volg mij’, zei hij.
          • ‘Ween niet om het meisje;
          • Lyca ligt veilig te slapen.
          • in mijn paleis’
          • Dan gingen ze mee,
          • Waar de verschijning hen bracht:
          • En ze zagen hun slapend kind
          • Tussen wilde tijgers.
          • Tot vandaag wonen ze
          • In een vreedzaam dal:
          • Noch het wolvengehuil vrezen ze,
          • Noch het gegrom van de leeuw.